‘Je bent al je hele leven depressief en slikt al zo lang antidepressiva,
JE BENT MEDICIJNRESISTENT!’
‘Je hebt al zoveel therapie gehad en niets helpt je voldoende,
JE BENT THERAPIERESISTENT!’
Herkenbaar? Kreeg jij dit ook naar je hoofd geslingerd? Werd jij ook zo aan de kant gezet? Dat spijt me voor jou.
Vorige week kwam er een nieuwe cliënt voor een eerste ontmoetingsgesprek. Het contact verliep soepel, ik stelde mijn basisvragen: wie ben je, wat doe je en wat wil je bereiken en zo rolden we het gesprek in. Cliënt vertelde me dat hij medicijn- en therapieresistent is. Hij komt ter overbrugging bij mij, want hij staat op de wachtlijst van het NPI.
Welkom bij het NPI
Het NPI is een gespecialiseerd centrum in Amsterdam en Amersfoort voor behandeling van mensen met persoonlijkheidsproblemen. Wij werken vanuit een ontwikkelingsgerichte psychodynamische visie.
Cliënt heeft dus een vermeend persoonlijkheidsprobleem. Oké, werk aan de winkel dus.
Ik kijk zijn dossier in en zie het staan: therapieresistente stemmingsstoornis, persoonlijkheidscluster C en enige B-kenmerken, ontzettend veel behandeling gehad. Ook veel oppervlakkige en intensieve behandelingen.
Tsjonge, ’t is wat.
Ik stel cliënt één vraag:
GELOOF JIJ HET?
Want ja, als jij gelooft wat anderen over jou zeggen, dan wordt het ook echt waar. Of niet dan?
Ik krijg een ogenblik terug: oplettend en een beetje argwanend: wat vertel je me nou?
Nou inderdaad: geloof jij het? Geloof jij dat je medicijn- en therapieresistent bent? Als het waar zou zijn, dan wordt het een traject ‘pappen en nathouden’ en dat is niks voor mij, dat laat ik graag aan andere instanties over. Bij ISIMOO kom je als je écht geholpen wil worden.
En anders blijf je maar liever weg.
Ik vertel cliënt een van de pareltjes die ik heb overgehouden aan mijn studie aan de ‘TA-Academie’ in Soesterberg: ‘Je kunt een cliënt niet verder brengen dan waar je als therapeut bent’. Als jij, cliënt, verder bent of meer in je mars hebt dan je therapeut, dan kan hij je maar tot op zekere hoogte helpen. Namelijk totdat jij op het niveau zit waar hij zit. Het eerlijke verhaal zou dan zijn: ‘ik heb je op weg geholpen en nu is het tijd om afscheid te nemen voor ons, je hebt een therapeut nodig die verder is dan ik zodat je door kunt groeien’. Het niet kloppende verhaal is: je bent therapieresistent. Als je dan een aantal therapeuten versleten hebt en geen enkele is echt verder dan jij met jouw niveau van diepgang, dan kom je dus uiteindelijk niet écht een steek verder. Wat je dan nodig hebt, is de juiste therapeut tegenkomen, die je wèl kan helpen. Wat je niet moet doen is geloven dat je therapieresistent bent.
Ik werk relatief vaak met cliënten die al allerlei therapieën hebben gehad, vandaar ook mijn slagzin: wil jij nu eindelijk wel eens écht geholpen worden?
Sterkgevoelig?
Bij cliënt betrek ik ‘sterkgevoeligheid’ in het gesprek, ik laat hem de kenmerken zien en vraag of hij in een spiegel kijkt. Het is even stil, de cliënt leest en dan: een heldere blik. Het antwoord is duidelijk.
Als je mijn blog ‘In therapie – 5 bolletjes graag’ gelezen hebt, dan herinner je je misschien het plaatje van de 5 bolletjes nog: je hebt mensen met 1 bolletje diepgang, met 2, 3, 4 en 5. Ieder heeft zo zijn eigen diepgang en dat is prima. Ik interpreteer het tegenwoordig ook wel eens zo: je hebt mensen die een beetje gevoelig zijn, mensen die een beetje meer gevoelig zijn, mensen die behoorlijk gevoelig zijn, mensen die hooggevoelig zijn en mensen die sterkgevoelig zijn.
Sterkgevoelige mensen hebben het meeste door, prikken door allerlei lagen heen, snappen snel de clou, zien de meeste problemen en vaak ook de meeste oplossingen. Prima mensen dus om in je organisatie te hebben, mits je er goed gebruik van maakt.
Omdat sterkgevoelige mensen nog wel eens vastlopen in de gevoelskant, meestal pas na jaren, hebben ze soms therapie nodig. Aangezien ze zelf 5 bolletjes hebben, lopen therapieën bij collegae met minder bolletjes niet helemaal lekker. Cliënten leren wel wat, hebben er wel wat aan, het werkt alleen niet voldoende.
Dus: therapieresistent?
Nee, ze zijn gewoon de juiste therapeut nog niet tegengekomen. En dat is echt wat anders.
Ik heb cliënt uitgedaagd: je komt voor overbrugging: wat nou als je het vervolg helemaal niet meer nodig hebt?
Wat cliënt zei? Vraag dat maar aan cliënt. Wat zou jij zeggen?
©Frank Odding, 2023-05-23
Mogen – Durven – Kunnen – Willen
Het was even nadenken, volgens mij staan ze zo in de juiste volgorde:
Als ik iets mag, dan moet ik het ook durven
Als ik iets mag en durf moet ik het nog kunnen
Als ik iets mag, durf én kan dan moet ik het ook nog willen
Wil ik het niet, dan maakt het niet uit of ik het kan, durf en mag
Kan ik het niet? Dan kan ik zoveel mogen, durven en willen als ik mag, durf en wil,
dan gebeurt het niet
Als ik niet durf dan voel ik een interne blokkade die mij weerstaat in actie te komen
Als ik niet mag, dan voel ik weerstand en kom ik niet van mijn plek
Bovenstaande vierslag houd ik graag mijn cliënten en mijzelf voor. Vooral ook omdat willen en kunnen nog wel eens door elkaar gehaald worden. Kinderen en pubers wordt nog wel eens verweten niet te willen, maar wat nou als ze het eigenlijk niet kunnen? Dan verandert het frame waarbinnen je kijkt en dan verandert het verhaal. Het is dus goed om de vier gezichtspunten te onderscheiden. Laten we ze eens bekijken. We beginnen achteraan: willen
Willen of niet willen
Willen heeft connectie met motivatie en ik zie motivatie als de bron achter leren en ontwikkelen. Wie iets wil, bereikt iets, die zet stappen, die legt zich niet snel neer dat iets niet lukt. Die gaat ervoor en beweegt desnoods hemel en aarde om het voor elkaar te krijgen. Mensen die niet(s) willen, zetten geen stappen, gaan in de weerstand, zeggen ‘ja’ en doen vervolgens ‘nee’.

Mijn hond Novo is gek van en op balletjes. Af en toe leg ik zijn bal op een tak in een boom. En dan wacht ik af hoe het hem lukt om die bal te pakken. Ik verbaas me soms over wat ik zie. Eén keer hing hijzelf als een kerstbal in de boom, het balletje net niet binnen bereik. Toen lukte het hem niet, hoe graag hij ook wilde. Gelukkig lukte het mij wel en zo konden we verder spelen. Willen is een belangrijke drijfveer achter gedrag. Wie graag wil, krijgt zaken voor elkaar. Tenzij hij het niet kan.
Kunnen en niet kunnen
Iets kunnen of iets je eigen kunnen maken is een tweede belangrijke poot onder leren en ontwikkelen. Wie iets kan, voelt zich competent en die leert bij. Die zet elke keer een stap en komt verder in zijn leven.
Niet kunnen kent globaal twee sporen:
1. Het past niet bij je, je hebt het niet in je mars, je hebt er geen talent of aanleg voor
2. Je hebt een stoornis, waardoor je sommige zaken niet kunt. Iemand met een vorm van autisme kan beperkt bij zichzelf naar binnen kijken en daardoor zich minder goed inleven in de ander en die aanvoelen. Een ander met ADD heeft moeite zijn zaken op orde te krijgen en houden en zich te concentreren. Een derde met ADHD vindt stil zitten lastig. Nu geven beschrijvingen van stoornissen aan wat een persoon niet kan, terwijl alle mensen functioneren op grond van wat ze wél kunnen. Dus een stoornis of iets niet kunnen, is nooit een eindstation en wat mij betreft ook nooit een excuus. Richt je aandacht op het alternatief en wat je wel kunt en ontwikkel je weer verder.
Durven en niet durven
Waarom durf je iets wel of niet? Het heeft te maken met de mate van lef en moed die je in je karakter en leven hebt meegekregen of opgedaan. Het heeft mogelijk ook iets te maken met iets dat we onderweg kwijt geraakt zijn. We kennen vrijwel allemaal de exploratiefase: als baby ben je overgeleverd aan wat volwassenen met en voor je doen. Gaandeweg worden je eigen mogelijkheden steeds meer en breid je je wereld uit: grijpen, vastpakken, gooien, vangen, schuifelen, kruipen, lopen en rennen. Niet gehinderd door gêne, faalangst of wat anderen ervan vinden exploreren we de wereld. Met het opgroeien verliezen we dat vanzelfsprekende, dat oordeelloze gewoon maar doen omdat het kan. We laten ons steeds meer tegenhouden door onszelf, onze interne criticus, door wat wij denken en invullen van wat een ander ervan denkt. Zo kan een klein kind dat met torretjes en spinnetjes speelt, als puber gillen omdat er een ‘megaspin’ over de grond loopt, je weet wel zo’n klein lichaam met lange poten.
Mogen en niet mogen
Als je er nuchter over nadenkt: wie bepaalt wat er mag en niet mag. Als mens ben je in de eerste plaats vooral verantwoordelijk voor jezelf. En heb je altijd een keuze om het een te doen of het ander. In de krochten van ons onderbewustzijn werkt het anders: onze schouders kunnen volstaan met roeptoeterende vaders, moeders, broers, zussen, opa’s, oma’s, juffen, meesters, dominees en paters en al die anderen die we om een of andere reden gezag toegekend hebben. Dit mag niet, dat kun je niet maken, waag het niet om. En zo vallen we stil, zetten we ons te weinig in om een doel te bereiken en vervallen we in een slachtofferrol: waarom moet mij dit nu weer overkomen? Omdat je niet groeien mag, niet mag leren en ontwikkelen. Twee voorbeelden: als je familie niet verder is gekomen dan MBO en vooral praktisch werk doet, ‘mag’ jij niet naar HBO of universiteit. Als je vader emotioneel niet ouder is dan 13 jaar, dan keert hij zich tegen jou als je 14 wordt: je ‘mag’ niet ouder zijn dan hij. Die dieperliggende drijfveren kunnen het hier en nu leven behoorlijk verstoren. Zaak is om die op het spoor te komen, ermee af te rekenen en verantwoordelijkheid te nemen in het hier en nu. In overeenstemming met wie jij bent en waartoe jij op aarde bent.
Samengevat:
Maak onderscheid tussen mogen, kunnen, willen en durven. Zoek uit op welke van de vier het bij jou vastloopt en pak die aan. In het hier en nu en vanuit wie jij bent.
©Frank Odding, 2023-07-04
0 reacties