Perfectionisme is de doorgeslagen vorm van de kwaliteit om dingen goed te willen doen. Als je dingen goed wil doen, dan moet je ervoor gaan, de tijd en ruimte nemen die je nodig hebt en doorzetten. Een (leer)proces bestaat meestal uit meerdere stappen en als je die een voor een uitvoert, dan kom je op den duur bij een mooi eindproduct. Wie houdt jou tegen om iets zo aan te pakken?
Bij jezelf blijven
Iets goed willen doen, komt meer vanuit jezelf en als je hiermee aan de gang gaat, blijf je meer bij jezelf. Brené Brown laat in haar boek ‘De kracht van kwetsbaarheid’ mooi zien dat perfectionisme vaak meer gericht is op de ander. Het fungeert als een schild om kwetsbaarheid te verbergen.
Achter perfectionisme
Achter perfectionisme zit een zucht naar gezien, gehoord en erkend worden. En dat op een voorwaardelijke manier: ik ben oké, als ik perfect ben. Met andere woorden: pas als ik het perfect doe, word ik gezien, gehoord en erkend. Dit leeft echter meer tussen de oren van de perfectionist, dan bij de mensen in diens omgeving. Die vinden een graadje minder ook prima. De perfectionist zelf wordt daar menselijker van en de mensen in diens omgeving steken niet meer zo af bij de perfectionist. Een win-winsituatie dus.
Voorwaardelijk en onvoorwaardelijk
Het heeft te maken met het verschil tussen voorwaardelijk en onvoorwaardelijk leven en zijn. Ga je uit van ‘Ik ben oké’ of leef je vanuit ‘ik ben oké, als …’. Wie onvoorwaardelijk leeft, leeft in vrijheid, wie voorwaardelijk leeft, leeft in gebondenheid. Daar ontkomen we in het dagelijks leven niet aan, het maakt echter verschil of die voorwaarden bepaald worden door je zelf, door de ander, of door wat jij meent dat de ander wenst, behoeft of verwacht. Als jij dit voor de ander invult, dan doe je dat altijd naar de stemming waarin je zelf verkeert. Als je somber bent, vul je de gedachten van de ander anders in, dan wanneer in jouw leven de zon schijnt. Bepaal jij zelf de voorwaarden, dan bepaal je ook zelf de grens van hoe ver je wil gaan en wanneer je tevreden bent.
De perfectionistische sprong
Ik licht één aspect uit de wereld van het perfectionisme die ik in mijn praktijk (en privéleven) vaak tegenkom: de perfectionisme sprong: iets voor het eerst doen en het dan meteen perfect willen uitvoeren. Kinderen die een tekening maken en boos worden omdat het niet in een keer goed is. De conclusie: ‘Ik kan er ook niks van’. Volwassenen die een keer gaan hardlopen, last van de benen krijgen en concluderen: ‘hardlopen is niks voor mij’. Mensen die een instrument spelen en als een muziekstuk niet meteen lukt, het instrument dan ook maar helemaal laten liggen. Een vroegere collega vertelde me dat hij een werkstuk voor school alleen maar inleverde als het echt goed was en anders niet. Het idee van een 1 of een 10, het is zwart of wit. En dat is natuurlijk niet waar, het leven is niet zwart-wit, het zit vol grijstinten, zelfs meer dan 50.
Iets goed doen
Hoe kom je van perfectionisme terug bij dingen goed willen doen? Dus: hoe leer je de perfectionistische sprong af? Door het instellen van oefen- en experimenteertijd en jezelf daar toestemming voor geven. Door het afleggen van die harde, kille blik van het perfecte, naar een mildere, menselijke blik. En ook door niet meer in te vullen wat jij denkt dat die ander wil, maar door in gesprek te gaan met die ander: ‘joh, hoe zie jij dit? Neem de tijd, gelegenheid en ruimte om voor iets te gaan en maak er dan wat moois van. Kijk naar inspirerende voorbeelden, zoals schilders die tientallen schetsen maakten voor het uiteindelijke resultaat.
Terug
En weet je wat zo mooi is? Ik gebruikte in de vorige alinea in de eerste regel het woord ‘terug’: hoe kom ik terug bij de dingen goed willen doen? Terug wil zeggen dat we er al geweest zijn. En dat zijn de meesten van ons inderdaad: aan het begin van ons leven gingen we door een experimenteerfase: we lagen, rolden om, gingen zitten, daarna staan en vervolgens zetten we onze eerste stapjes. We vielen om en stonden weer op. Al vielen we 10 keer, we stonden 11 keer weer op. Vielen we 100 keer, we stonden 101 keer weer op. Al viel je 500 keer, je bent 501 keer opgestaan. Sommige hoogbegaafde kinderen bleven net zolang zitten en kijken tot ze zeker wisten dat ze dit ook konden en toen stonden ze op en liepen weg. Uiteindelijk is geen kind dat de mogelijkheid had om te lopen, blijven zitten.
Dus terug naar: ik ben oké, ik mag leren en experimenteren en de tijd nemen om tot een mooi resultaat te komen. Niemand houd me tegen, ook ik zelf niet.
©Frank Odding, 2020-06-30
Geef een reactie